De oudheid ( 800 v. C. tot 500 n.C. ): heet van de naald.

Lees aandachtig de tekst. De vragen kan je beantwoorden door de tekst goed te lezen. De afbeeldingen kunnen ook helpen bij het beantwoorden van de vragen. Kies het correcte antwoord voor elke vraag en duid aan. Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je resultaat.

Heet van de naald.

Romeinse burgers hielden hun familieleden die in verre veroverde gebieden hun legerdienst vervulden op de hoogte door het schrijven van brieven. Heel dikwijls waren opstekende problemen met slaven nieuws, heet van de naald.

Brief 1: Licinius beschrijft in één van zijn brieven de slavenopstand in Italië (75 v. C.).

... De slavenopstand die eerder dit jaar begon, begint een bedreigende omvang aan te nemen. De slaaf Spartacus, de aanstoker van de opstand, ontsnapte met een zeventigtal medeslaven uit de gladiatorenschool. Intussen is de verzetsgroep uitgegroeid tot een slavenleger van tienduizend man. Hun wens is persoonlijk de vrijheid terug te krijgen door over de Alpen te trekken en naar hun geboortgrond terug te keren. Op hun tocht naar het noorden van Italië richten ze enorme verwoestingen aan, waartegen de garnizoensoldaten maar weinig kunnen doen.
Dit is de eerste keer dat wij met een slavenopstand worden geconfronteerd. Als Spartacus in zijn opzet slaagt, zal dat grote gevolgen hebben. Eigelijk zijn wij erg afhankelijk van de slaven. Zij doen al het werk: op de landerijen, in de zilvermijnen, in het huishouden, ... .
Lastige slaven worden gedood of verkocht aan de gladiatorenscholen. Na een harde opleiding tot helse vechtersbazen worden ze dan de arena ingestuurd om elkaar op leven en dood te bevechten, om burgers van Rome te plezieren. Het is dan ook niet te verwonderen dat juist in de gladiatorenschool de kiem voor het verzet groeide ...

Brief 2: Twee jaar later vertelt Licinius in een brief over de triomftocht voor Crassus.

... Crassus kreeg een triomftocht toegezegd. Crassus heeft die eer verdiend door de slavenopstand te breken. Met een speciaal legercommando dreef hij de vluchtende slaven terug naar Zuid-Italië, waar de meeste van hen om het leven werden gebracht. Dit was ook het geval met Spartacus, die de slavenopstand leidde. De slaven die in leven werden gehouden, werden gebrandmerkt met de letters FUG voor fugitivus, vluchteling. Daarmee is het lot van de slaven bezegeld. De Romeinen hebben de macht weer stevig in handen. Voor de slaven is een donkere toekomst in het vooruitzicht, misschien nog donkerder dan hun leven in het verleden ...

Brief 3: Tiberius schrijft over de slaven die massaal geloven in Christus' leer.

... Enkele jaren geleden is in Jeruzalem Jezus Christus om het leven gebracht door een marteldood die de Romeinen alleen uitvoeren bij zware schurken. Nochtans had die Jezus van Nazareth geen mensen gedood of iets gestolen. Hij beweerde dat hij de zoon van God was. Er doen verhalen de ronde dat hij vele wonderen heeft verricht. Velen geloofden in hem en hij kreeg vele volgelingen. Herodes, de consul van Palestina, zag in die samenhorigheid een gevaar en dacht door Jezus om te brengen de samenhorigheid tussen zijn volgelingen te breken.
Maar het had een averechts effect. Zelfs tot in Rome is het Christendom doorgedrongen. Vooral de slaven voelen zich tot het Christendom aangesproken en komen in het geheim samen in catacomben. Volgens het Christendom is iedereen in Gods ogen gelijk. Jezus zei ooit:"Zalig de armen, zij zullen God zien."
De Romeinse keizer begint erg argwanend tegenover de christenen te doen. Waar zal dat eindigen? ...

Brief 4: Vier jaar later (in 64) schrijft Tiberius over de grote brand in Rome.

... Een negen dagen durende brand heeft hele sloppenwijken van Rome in de as gelegd. Over de precieze oorzaak tast men nog in het duister, maar boze tongen beweren dat de brand op bevel van keizer Nero zelf is aangestoken.
Om dit gerucht de kop in te drukken, heeft de keizer een groot aantal christenen laten arresteren op beschuldiging van brandstichting. De meeste arrestanten zijn, na martelingen te hebben ondergaan, terechtgesteld. Velen werden aan het kruis gehangen of stierven de branddood. Anderen werden in de arena van het colosseum voor de leeuwen gegooid. Onder de slachtoffers bevinden zich Petrus en Paulus, twee belangrijke christelijke leiders.